Rechter: British Airways moet passagier €1.450 betalen wegens vertraging door ziekte van piloot
Hollandse rechtbank oordeelt in het voordeel van passagier
Een rechtbank in Nederland heeft beslist dat British Airways een passagier meer dan 1.450 euro, plus enkele jaren rente, moet vergoeden voor een vlucht die vertraagd was door de plotselinge ziekte van een co-piloot. De luchtvaartmaatschappij voerde aan dat de vertraging onder “buitengewone omstandigheden” viel, maar de rechtbank in Haarlem kwam tot een andere conclusie, volgens het op maandag gepubliceerde vonnis. Iets meer dan de helft van het vonnisbedrag is bestemd voor juridische kosten en gerechtskosten.
De zaak is ontstaan uit een incident op 10 februari 2019, toen de passagier van de O.R. Tambo International Airport in Johannesburg, Zuid-Afrika, naar Amsterdam-Schiphol Airport reisde, met een tussenstop op Heathrow Airport in Londen. De oorspronkelijke vlucht, BA54, was vertraagd nadat de co-piloot ziek werd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht miste. Uiteindelijk arriveerde hij meer dan drie uur te laat op zijn bestemming.
Volgens de regels van de Europese Unie hebben passagiers recht op compensatie voor vertragingen van meer dan drie uur, tenzij luchtvaartmaatschappijen kunnen bewijzen dat er sprake was van buitengewone omstandigheden. British Airways betoogde dat de ziekte van de co-piloot dergelijke omstandigheden vormde, maar de rechtbank was het daar niet mee eens.
De Nederlandse rechtbank verwees naar een uitspraak van het Europees Hof van Justitie van vorig jaar over de Portugese luchtvaartmaatschappij TAP, waarin werd opgemerkt dat de onverwachte afwezigheid van een bemanningslid door ziekte of overlijden een normaal risico voor een luchtvaartmaatschappij is. “Hieruit volgt dat luchtvaartmaatschappijen altijd aansprakelijk zullen zijn voor compensatie in geval van annulering of lange vertragingen door ‘niet-buitengewone’ oorzaken,” oordeelde de rechtbank.
Personeelsuitdagingen maken deel uit van de normale bedrijfsvoering en de rechtbank merkte op dat buitengewone omstandigheden verwijzen naar gebeurtenissen die niet typisch zijn voor luchtvaartoperaties en die buiten de controle van een luchtvaartmaatschappij liggen. In dit geval stelde de rechtbank vast dat gevestigde jurisprudentie aantoont dat de afwezigheid van een bemanningslid door ziekte een voorzienbaar probleem voor luchtvaartmaatschappijen is, en daarom hen niet vrijwaart van aansprakelijkheid voor vertragingen.
De rechtbank oordeelde in het voordeel van de passagier en kende hem een totaalbedrag van 708,90 euro toe. Dit bedrag omvat 600 euro voor de vertraging, 108,90 euro voor incassokosten, met wettelijke rente daarbovenop voor de jaren sinds de vlucht. Daarnaast werd British Airways opgedragen de juridische kosten van de passagier, in totaal 745,89 euro, te vergoeden, evenals eventuele bijkomende kosten.
De zaak werd behandeld op 30 augustus en het vonnis werd op 9 oktober uitgesproken. Het werd maandag door de rechtbank gepubliceerd.