Kannibalisme in Groot-Brittannië? Vroeg-Bronstijdse botten onthullen een duister verhaal
Archeologen hebben bewijs ontdekt van de bloedigste bekende slachting in de prehistorie van Groot-Brittannië: een gebeurtenis in het landelijke Somerset, Engeland, die ongeveer 4.000 jaar geleden plaatsvond. De site, die ongeveer 50 jaar geleden voor het eerst werd opgegraven, bevat menselijke resten met snijwonden, verbrijzelde schedels en bijtsporen, wat zowel op een gewelddadige massamoord als op kannibalisme wijst.
Wat is er ontdekt? In een recente studie hebben wetenschappers in het Verenigd Koninkrijk ongeveer 3.000 gefragmenteerde botten onderzocht die oorspronkelijk in de jaren ’70 door grotspelers zijn opgegraven in Charterhouse Warren, een landelijk gebied in Somerset. Deze resten, die decennialang grotendeels zijn genegeerd, behoren naar schatting toe aan minstens 37 individuen — mannen, vrouwen en kinderen — die tussen 2.200 en 2.000 v.Chr. zijn gedood en geslacht.
De ontdekking markeert het grootste bekende geval van interpersoonlijk geweld uit de prehistorie van Groot-Brittannië. Bijna de helft van de resten behoort tot tieners en kinderen, wat aangeeft dat een hele gemeenschap in een enkele, verwoestende gebeurtenis kan zijn uitgeroeid. De botten, die in een 15 meter diepe kalksteenschacht zijn gegooid, vertonen talrijke snijwonden. Er zijn ook verbrijzelde schedels en sommige botten tonen bewijs van ontdoening van vlees, ontwrichting en mergextractie.
Waarom zijn deze mensen gedood? Het is onwaarschijnlijk dat het geweld werd veroorzaakt door schaarste aan middelen of honger. Botten van vee werden gevonden naast de menselijke resten, wat wijst op voldoende voedselbeschikbaarheid. Er is geen bewijs van concurrentie om hulpbronnen of klimaatverandering in Groot-Brittannië rond die periode. Ook is er geen genetisch bewijs van verschillende groepen die samen op de site leefden, wat suggereert dat etnische of interpersoonlijke spanningen mogelijk de kern van het conflict waren. Blunt force trauma aan de schedels geeft aan dat de slachtoffers opzettelijk zijn gedood, en het ontbreken van verdediging verwondingen suggereert dat ze door verrassing zijn overvallen.
Wat vertelt dit ons over menselijk geweld? Hoofdonderzoeker Rick J. Schulting stelt dat dergelijk archeologisch onderzoek een completer beeld van prehistorische periodes kan bieden. Het geweld kan zijn gedreven door diefstal — vooral van vee — of sociale geschillen, zoals waargenomen beledigingen, die escaleerden in moorddadige wraakacties. “De extreme geweldsdaad die hier wordt gezien, is waarschijnlijk geen geïsoleerd voorval,” zegt Schulting. “Er zouden gevolgen zijn geweest toen de familieleden en vrienden van de slachtoffers wraak zochten, en dit zou kunnen hebben geleid tot geweldcycli in de regio.”
Hoe beïnvloedt dit onze kijk op de vroege bronstijd maatschappij? De studie schetst een complexer en duisterer beeld van het vroege bronstijd Groot-Brittannië, wat de reputatie van deze periode als relatief vredig uitdaagt. “Soms kan een enkele site onze percepties veranderen,” legt Schulting uit. De bronstijd, die zich uitstrekte van ongeveer 2.500 tot 800 v.Chr., werd gekenmerkt door vooruitgang in metaalbewerking, landbouw en handel.
Hoewel in de vroege bronstijd in het VK slechts enkele skeletten met verwondingen zijn opgegraven, suggereert dit minimale geweld. In de neolithische periode, ongeveer 1.500 jaar voor Charterhouse, en in de midden tot late bronstijd, verschenen echter zwaarden en fortificaties op heuveltoppen. De studie onthult de capaciteit van de vroege bronstijdgemeenschap voor grootschalig geweld, mogelijk gedreven door sociale geschillen of ziekte-uitbraken. Bewijs van pestinfectie in de tanden van twee kinderen suggereert dat ziekte de spanningen kan hebben verhoogd.
Werd kannibalisme in het verleden door andere culturen beoefend? Archeologisch bewijs en studies tonen aan dat kannibalisme door de geschiedenis heen sporadisch voorkwam in bepaalde gebieden en geen wijdverspreide norm was. Een beoordeling van prehistorische Europese sites identificeerde bijvoorbeeld kannibalisme in minder dan 10 procent van de bekende verzamelingen, vaak geassocieerd met specifieke rituelen of overlevingsgebeurtenissen in plaats van het dagelijks leven. Sites zoals Gough’s Cave in Cheddar Gorge, gelegen op 3 km van Charterhouse Warren, bieden bewijs van antropofagie als onderdeel van grafrituelen.
Deze rituelen omvatten intentionele modificaties van menselijke resten, zoals het creëren van “schedelbeker” uit schedels, waarschijnlijk voor ceremoniële doeleinden, wat wijst op een symbolische in plaats van gewelddadige context. Buiten Europa is rituele of overlevingskannibalisme gerapporteerd onder oude Mesoamerikaanse beschavingen zoals de Azteken, die mensenoffers en daaropvolgende consumptie als onderdeel van religieuze rituelen beoefenden, en onder inheemse groepen zoals de Fore-bevolking van Papoea-Nieuw-Guinea, die zich bezighield met mortuair kannibalisme om de overledenen te eren.