Nederlandse bedrijven moeten nadenken over ondersteuning van het leger, aldus het kabinet
Nederlandse bedrijven moeten zich voorbereiden op crises zoals oorlog, door het leger te ondersteunen en ervoor te zorgen dat de kritieke infrastructuur bestand is tegen langdurige verstoringen, aldus defensieminister Ruben Brekelmans op vrijdag. Tijdens het Mauritssymposium in Utrecht benadrukte Brekelmans de essentiële rol van private bedrijven in het versterken van de weerbaarheid van de natie.
“In tijden van vrede was de vraag wat het leger voor de samenleving kon doen. Nu, in deze grijze zone tussen vrede en oorlog, is de vraag wat u voor het leger kunt doen,” zei Brekelmans tegen de aanwezigen, die onder andere vertegenwoordigers van bedrijven en onderzoeksinstellingen omvatten. Hij benadrukte dat de betrokkenheid van bedrijven “onmisbaar” is om de defensiepositie van het land te versterken. Deze oproep komt te midden van groeiende zorgen over externe bedreigingen, zoals sabotage door landen als Rusland.
“Voor een werkelijk veerkrachtige samenleving hebben we iedereen nodig,” zei Brekelmans. Dit omvat niet alleen de defensie-industrie en ontwikkelaars van militaire innovaties, maar ook bedrijven die energie, communicatie en voedselvoorzieningen voor de strijdkrachten leveren. Werkgevers moeten ook hun personeel ondersteunen dat als militaire reservisten kan dienen. “Er zijn talloze voorbeelden van hoe bedrijven kunnen bijdragen,” voegde hij eraan toe.
Brekelmans drong er bij bedrijven op aan om nu na te denken over hun rol in oorlogstijd en vroeg: “Wat kunt u leveren in het geval van oorlog? Kunnen Defensie en uw bedrijf effectief samenwerken wanneer het er het meest toe doet?” Het symposium, dat zich richtte op nationale weerbaarheid, maakt deel uit van bredere voorbereidingen voor de NAVO-top in juni in Den Haag, waar weerbaarheid een belangrijk onderwerp zal zijn.
De oproep aan bedrijven om de handen ineen te slaan wordt herhaald door werkgeversorganisatie VNO-NCW, die pleit voor een permanente politieke structuur om Nederland voor te bereiden op de economische gevolgen van mogelijke crises, zoals oorlog. VNO-NCW-voorzitter Ingrid Thijssen stelde voor dat deze nieuwe organisatie onder het Ministerie van Economische Zaken zou kunnen opereren en verschillende aspecten van crisisvoorbereiding zou kunnen beheren, zoals het coördineren van voedselvoorraden en het adviseren van bedrijven over inkoopstrategieën. “Deze organisatie zou geen reactieve crisisorganisatie moeten zijn, maar iets structureels dat ons helpt om ons voor te bereiden op crises,” zei Thijssen tijdens het symposium.
Ze benadrukte de noodzaak van een door de overheid geleide organisatie met sterke banden met de private sector om noodzakelijke veranderingen proactief door te voeren. Als voorbeeld beschreef Thijssen hoe zo’n organisatie bedrijven zou kunnen begeleiden bij het diversifiëren van hun toeleveringsketens. “Als u een sleutelcomponent uit een land met een gespannen relatie haalt, zou de organisatie u kunnen adviseren om alternatieve leveranciers in andere landen te vinden,” zei ze.
Thijssen wees op Finland als een model, en merkte op dat het land goed voorbereid is vanwege de nabijheid van Rusland. “Ze hebben hun waakzaamheid niet opgegeven na de val van de Berlijnse Muur. Vorig jaar hebben we Finland bezocht en ik was onder de indruk van hun gestructureerde aanpak,” zei ze.
Ze benadrukte ook de lessen die zijn geleerd tijdens de COVID-19-pandemie en de Russische invasie van Oekraïne, waar samenwerking tussen de overheid en bedrijven effectief bleek. “We moeten die overkoepelende aanpak permanent maken,” zei Thijssen.
Als onderdeel van deze inspanningen heeft VNO-NCW al overeenkomsten bereikt met het kabinet en vakbond FNV om de rol van reservisten tijdens cao-onderhandelingen aan te pakken. Dit omvat het verduidelijken van verantwoordelijkheden tussen werkgevers en het Ministerie van Defensie als reservisten gewond raken tijdens hun dienst. Het Ministerie van Defensie is van plan om het aantal reservisten de komende jaren aanzienlijk te verhogen, van 7.500 naar minstens 20.000. Thijssen merkte op: “Er zijn al veel uitstekende initiatieven, maar bereiken we iedereen? Dat is de uitdaging.”