Geen gevangenisstraf voor 91-jarige Amsterdammer veroordeeld voor het doodsteken van zijn vrouw
91-jarige Amsterdammer niet veroordeeld voor dodelijke steekpartij
Een 91-jarige man uit Amsterdam, die eerder dit jaar zijn vrouw dodelijk verwondde en hun huis in brand stak, krijgt geen gevangenisstraf. De rechtbank in Amsterdam oordeelde maandag dat Jan van B., die lijdt aan dementie en psychotische waanideeën, niet strafrechtelijk verantwoordelijk is voor zijn daden. Hij zal worden geplaatst in een beveiligde verpleeghuis voor behandeling.
De rechtbank stelde vast dat Van B. op 19 januari zijn 84-jarige vrouw in hun appartement aan de Van Speijkstraat in Amsterdam-West heeft gedood. Hij stak haar meerdere keren met een mes voordat hij brand in het huis stichtte. Hoewel de rechtbank de ernst van zijn daden erkende, werd vastgesteld dat hij door zijn mentale toestand volledig niet in staat was om zijn gedrag te beheersen.
Hulpdiensten reageerden op meldingen van een brand aan de Van Speijkstraat op 19 januari. Buren hadden rookmelders gehoord en zagen zwarte rook uit de woning komen. Nadat brandweermannen de deur hadden geforceerd, troffen zij Van B. en zijn ernstig gewonde vrouw binnen aan. Zij werd naar het Amsterdam UMC gebracht, waar ze een dag later overleed.
Forensische experts ontdekten dat het slachtoffer 16 diepe steekwonden had, waaronder fatale verwondingen aan haar longen en buik. “De doodsoorzaak was aanzienlijk bloedverlies en longfalen door meerdere steekwonden,” merkte de rechtbank op, verwijzend naar het autopsierapport.
Van B. gaf aanvankelijk toe de moord te hebben gepleegd, maar trok dit later in en beweerde dat zijn vrouw zichzelf had gestoken. De rechtbank wees deze verklaring als onwaarschijnlijk van de hand. Forensische analyses toonden aan dat veel van de steekwonden, met name die op haar rug en schouders, niet zelf toegebracht konden zijn.
Wat betreft de brand vertelde Van B. de autoriteiten dat hij lucifers had gebruikt om naar zijn schoenen te zoeken en ontkende de brand te hebben gesticht. Onderzoekers sloot een technische oorzaak uit en concludeerden dat de brand opzettelijk was aangestoken. Brandmerken en rottend bewijs in de wasruimte kwamen overeen met het patroon van lucifers die op brandbare materialen waren geplaatst.
De politie vond een met bloed besmeurd mes en luciferdoosjes in de woning en op het lichaam van Van B.
Psychologische evaluaties onthulden dat Van B. lijdt aan vroegtijdige dementie en een psychotische waanstoornis, met name met paranoïde overtuigingen over de trouw van zijn vrouw. Volgens deskundigen maakten deze aandoeningen hem incapabel voor rationele besluitvorming of het beheersen van zijn emoties. “Geprikkeld door waanideeën en overweldigende woede heeft hij zijn vrouw dodelijk gestoken en het huis in brand gestoken,” vatte de rechtbank samen. De evaluaties beschrijven Van B. als iemand die in een staat van paranoia leeft, waarin hij geloofde dat zijn vrouw ontrouw was en tegen hem samenspande.
De rechtbank concludeerde dat de daden van Van B., hoewel bewezen, niet aan hem konden worden toegeschreven in juridische zin. “Het bewijs toont aan dat hij geen vrijheid van keuze had in zijn wil of controle over zijn daden,” oordeelde de rechtbank.
De rechtbank verwierp ook de argumenten van zijn verdediging met betrekking tot de brand. Van B.’s suggestie dat elektrische problemen de brand hadden veroorzaakt, werd als onwaarschijnlijk beschouwd op basis van forensische bevindingen. “Er is geen bewijs van technische storingen. Lucifers zijn opzettelijk in contact gebracht met brandbare materialen,” zei de rechtbank.
Hoewel Van B. geen gevangenisstraf zal uitzitten, heeft de rechtbank een zorgplicht opgelegd krachtens de Nederlandse “Wet zorg en dwang,” die de gedwongen plaatsing van personen met psychogeriatrische aandoeningen regelt. Van B. zal worden geplaatst in een beveiligd verpleeghuis met zes maanden verplichte zorg, gedurende welke periode hij niet in beroep kan gaan tegen de beslissing.
De aanklager had voor deze uitkomst gepleit, en verwees naar de mentale toestand van Van B. en het gevaar dat hij voor zichzelf en anderen vormt. De rechtbank stemde hiermee in en verklaarde: “Gezien de ernst van zijn toestand is voortgezet zorg in een beveiligde omgeving noodzakelijk.”
Tijdens de rechtszaak sprak een vertegenwoordiger van de familie van het slachtoffer namens hen en beschreef de impact van het voorval. Het familielid benadrukte hun verdriet, maar erkende ook de verslechterende mentale toestand van Van B. “Dit is een diep tragisch geval voor iedereen die erbij betrokken is,” zei de rechtbank.