De Bedreiging van Deindustrializatie in de EU en Mogelijke Oplossingen
Europa moet de wereldwijde concurrentie niet verliezen of een continent van naïeve mensen en ideeën worden. Als we failliet gaan, zal niemand zich wereldwijd om het natuurlijke milieu bekommeren…
— Toespraak van Premier Donald Tusk in het Europees Parlement
Wanneer je om je heen kijkt terwijl je dit leest, zul je waarschijnlijk veel goederen opmerken die door Europese bedrijven zijn vervaardigd. Niet allemaal dragen ze echter het ‘made in EU’-label — de industrieën concurreren op wereldwijde schaal. Voor de lezers is het moeilijk te ontgaan dat er veel discussie is over hoe de Europese economie concurrerend te houden, gezien de belofte om tegen 2050 klimaatneutraal te worden.
Als vereniging van industrieën in een van de grootste lidstaten, waar de industrie goed is voor eenvijfde van het BBP, zien we de noodzaak om ons uit te spreken over het risico van de-industrialisatie — en manieren om dit te voorkomen.
Klimatbeleid en concurrentievermogen
Het EU-industriebeleid heeft twee kenmerken. Ten eerste is het over het algemeen anti-protectionistisch, aangezien het oorspronkelijk gericht was op het vestigen van een interne markt die het hele continent bestrijkt. Daarom ligt de nadruk op het creëren van gelijke concurrentievoorwaarden tussen de staten. Ten tweede reikt de ambitie van de EU op het gebied van klimaatbeleid het verst onder grote internationale actoren. Industrieën in de regio staan daarom onder een unieke druk om hun emissies te verminderen en energie-efficiënt te worden. Concurrenten in de geglobaliseerde, steeds meer onderling afhankelijke wereldeconomie hebben het meestal gemakkelijker — de kosten die aan emissies zijn verbonden en de energieprijzen voor industrieën zijn niet wereldwijd geharmoniseerd.
Industrieën in de regio staan daarom onder een unieke druk om hun emissies te verminderen en energie-efficiënt te worden.
Zoals blijkt uit het Draghi-rapport, zijn zowel de koolstof- als energieprijzen die door de EU-industrie worden betaald, de hoogste ter wereld. Die verschillen zullen waarschijnlijk toenemen als, bijvoorbeeld, de nieuwe Amerikaanse federale regering haar verkiezingsbelangen waarmaakt. De sectoren die het meest door bovenstaande worden getroffen, zijn energie-intensievere industrieën, vooral diegene die als moeilijk te reduceren worden aangeduid — waar productieprocessen niet gemakkelijk kunnen worden gede koolstofdioxideerd.
De EU-wetgeving omvat maatregelen om verhuizing tegen te gaan, met name koolstoflekkage, wat betekent dat industrieën dezelfde hoeveelheden broeikasgassen blijven uitstoten, maar gewoon ergens anders naartoe verhuizen. Die compensatiemaatregelen — zoals gratis emissierechten (EUAs) onder het Emissions Trading Scheme (ETS) en de verhoging van de energiekosten door koolstofprijzen — zijn echter ontworpen om in de loop van de tijd uiteindelijk in omvang en diepgang af te nemen. Om in aanmerking te komen voor steun, moeten industrieën hun efficiëntie verhogen en emissies op een bijna lineaire manier verminderen, terwijl de daadwerkelijke steun vaak afhangt van de capaciteiten van elke lidstaat.
Wat zeggen de verdragen?
Op grond van het Verdrag betreffende de werking van de EU zijn intra-unie concurrentie en klimaatbescherming geen onafhankelijke doelen die tegen elke prijs moeten worden bereikt. Artikel 173 vereist dat het industriebeleid “ervoor zorgt dat de voorwaarden voor de concurrentiekracht van de industrie van de Unie bestaan”, en andere beleidsmaatregelen moeten daar ook aan bijdragen. De unie is, volgens Titel IX, ook verplicht tot “een hoog niveau van werkgelegenheid, dat in overweging moet worden genomen in … de Uniebeleid”. Koolstoflekkage betekent ook het verlies van banen, en bepaalde sociale bewegingen hebben onlangs een crisis van vertrouwen in de EU en de lidstaten op dit gebied onder de aandacht gebracht.
De veiligheid van de Unie beschermen
In het licht van ernstige verstoringen in de wereldeconomie, eerst veroorzaakt door de Covid-19-pandemie en vervolgens door de Russische agressie tegen Oekraïne, maken EU-burgers zich ook zorgen over de veiligheid. Hoewel we vaak minder betalen voor goederen van EU-merken die buiten de EU zijn geproduceerd, is kosten op de lange termijn niet alles. Veel industriële producten zijn zo belangrijk voor hoe onze samenlevingen functioneren dat we twee keer moeten nadenken voordat we ze laten verhuizen — de pandemie toonde het belang aan van waar farmaceutische toeleveringsketens zich bevinden, en de Russische invasie van Oekraïne herinnerde ons eraan dat de EU wapens nodig heeft om haar bestaan te beschermen. Hetzelfde geldt voor meststoffen en chemische verbindingen waarvan velen van ons pas gehoord hebben toen de toeleveringsketens werden verstoord en de prijzen de lucht in schoten.
Deze contexten gaan verder dan strikte economische overwegingen. Maar beleidsvorming is geen boekhouding. Op de middellange en lange termijn zal de EU beter af zijn met het behouden van fabrieken binnen haar grenzen.
Onze brief aan de nieuwe commissie
Wij verwelkomen de levendige discussie over industriële concurrentie en de verzoening daarvan met de klimaatambities van de EU. We merken ook de deregulering op, aangezien het vereenvoudigen van de naleving ook de kosten kan verlagen.
In dat kader werkt de Europese Commissie aan het stroomlijnen van meerdere EU-fondsen in het Europees Concurrentiefonds (ECF). Wij beschouwen het ECF als een belangrijk instrument om de de-industrialisatie van Europa tegen te gaan, maar andere aspecten moeten ook worden aangepakt.
Wat ons betreft, zou het industriebeleid van de nieuwe commissie moeten:
- zich richten op het wereldwijde plaatje in plaats van de interne markt — onder andere door EU-financiering voorrang te geven boven staatssteun en geleidelijk compensatiemaatregelen te harmoniseren;
- voldoende financiering garanderen, niet alleen voor onderzoek en ontwikkeling in reductietechnologieën, maar ook voor investeringen en operationele kosten voor innovatieve oplossingen — processen met lage emissies zullen waarschijnlijk altijd kostbaarder zijn dan die in continenten zonder ambities om klimaatneutraal te worden;
- technologieneutraal zijn in plaats van oplossingen te bevoordelen die niet haalbaar zijn voor alle sectoren of gebieden in de EU (zoals koolstofafvang en -opslag); en
- de regelgevende toolkit herzien — maatregelen met de hoogste administratieve last maar twijfelachtige effectiviteit afschaffen.
Tot slot vragen we de commissie om snel te handelen. Industrieën nemen investeringsbeslissingen op basis van het geldende regelgevingskader — maar er blijven een aantal uitdagingen bestaan zoals CBAM, de lineaire vermindering van gratis EUAs, de afnemende scope van geschiktheid voor compensatie en steeds striktere benchmarks. Een sterk signaal van de Berlaymont over de drang naar wereldwijde concurrentievermogen kan hun vooruitzichten verbeteren.