Toegenomen Acceptatie van Homoseksualiteit, Afname Gezien bij Andere LGBTIQA+ Groepen
Onderzoek toont groeiende acceptatie van homoseksualiteit in Nederland
In Nederland zijn mensen over het algemeen positiever ingesteld als het gaat om de acceptatie van homoseksualiteit. Dit blijkt uit een studie die de Staatssecretaris voor Gelijke Kansen, Mariëlle Paul, heeft gedeeld met de Tweede Kamer. Dit jaar gaf 86 procent van de respondenten aan positief te staan tegenover de acceptatie van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen, vergeleken met 76 procent in 2020.
Ondanks deze vooruitgang is de acceptatie van andere LGBTIQA+ groepen lager. Zo staat 66 procent positief tegenover bi+ mensen, terwijl een kwart van de respondenten de groep als een “hype” beschouwt. Iets meer dan de helft (53 procent) heeft een positieve houding ten opzichte van non-binaire mensen. Daarnaast is het percentage mensen dat het een probleem zou vinden als hun kind les zou krijgen van een transgender docent gestegen van 9 naar 14 procent.
Mensen uit de LGBTIQA+ gemeenschap ervaren meer online haat en discriminatie dan cis-heteroseksuelen, oftewel mensen die zich identificeren met hun geboortegeslacht en zich aangetrokken voelen tot het andere geslacht. Alle LGBTQIA+ groepen gaven ook aan vaker na te denken over hun gedrag in het openbaar, bijvoorbeeld als het gaat om het uiten van liefde voor iemand anders.
De organisaties Panteia, Movisie en Ipsos I&O zijn door de regering gevraagd om een enquête uit te voeren onder bijna 2.500 mensen. Eerdere edities richtten zich alleen op LGBT-personen, maar deze keer hebben de onderzoekers verschillende groepen onderscheiden. Naast lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender personen, zijn ook non-binaire, queer, intersekse en aseksuele mensen, LGBTIQA+ mensen van kleur en LGBTIQA+ mensen met een beperking in de studie meegenomen.
Alleen mensen van 18 jaar en ouder hebben deelgenomen aan deze studie. Een ander onderzoek naar de acceptatie onder jongeren zal later worden uitgevoerd.