Rechter beveelt Amsterdamse huurder om huurappartement van overleden moeder te verlaten

Amsterdam Subdistrict Court Beveelt Man om Moeder’s Appartement te Verlaten

Een subdistrictsrechtbank in Amsterdam heeft bepaald dat een man binnen een maand het appartement van zijn overleden moeder in de Nieuw-West buurt van de hoofdstad moet verlaten. De rechtbank wees zijn verzoek af om als huurder in de woning te blijven. De beslissing was gebaseerd op de vraag of de zoon een “duurzaam gemeenschappelijk huishouden” met zijn moeder had gevestigd, zoals vereist is volgens de Nederlandse huurwetgeving.

De rechtbank deed haar uitspraak op 12 november in de rechtszaak en publiceerde het vonnis op vrijdag. De man, die zei in mei 2021 terug te zijn verhuisd naar het vierkamerappartement, beweerde dat hij jarenlang samen met zijn moeder had gewoond en haar verzorger was geweest na haar openhartoperatie. Hij stelde dat hun regeling hem “structuur en stabiliteit” bood.

Echter, Rochdale, de woningcorporatie die het appartement bezit, betwistte dat hij het recht had om als primaire huurder te blijven na de dood van zijn moeder in Turkije in augustus 2023. De zoon diende een verzoek in op grond van Artikel 7:268 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, waarin hij claimde recht te hebben om zijn moeder op te volgen als hoofdhuurder van het 75 vierkante meter grote appartement.

Hij argumenteerde dat zij een gezamenlijk huishouden hadden onderhouden en dat hij geen andere hoofdverblijfplaats had. Zijn juridische team stelde ook dat zijn rol als verzorger bewijs was van hun onderlinge afhankelijkheid. Rochdale betwistte zijn claims en presenteerde bewijs dat de beweringen van de man ondermijnde.

LEZEN  Mexico wacht op reactie van Google voordat het rechtszaak aanspant over de Golfkwestie

De corporatie benadrukte dat de moeder in Turkije was overleden en dat de zoon vijf maanden in dat land had doorgebracht rond de tijd van haar overlijden. Ze voerden aan dat dit suggereerde dat geen van beide partijen voornamelijk in het appartement in Nieuw-West woonde. De rechtbank toonde ook inconsistenties in de woonhistorie van de man aan. Voor 2021 was hij officieel geregistreerd op verschillende adressen in Nederland, waaronder het betreffende appartement.

Bovendien had hij een actief account op Woningnet, het Nederlandse sociale woningplatform, en had hij 51 alternatieve huurwoningen aangevraagd. Zijn herhaalde pogingen om een woning te bemachtigen met zijn Woningnet-status toonden volgens Rochdale aan dat hij niet de intentie had om een permanent huishouden met zijn moeder op te bouwen.

De man overhandigde echter verklaringen van buren en een medewerker van een wijkteam die hem beschreef als “vriendelijk en behulpzaam” en een “langdurige bewoner” van het appartement. Een medewerker van het wijkteam benadrukte ook dat de man psychische problemen heeft, wat hem in een kwetsbaardere positie plaatst. De rechtbank wees deze verklaringen echter af als onvoldoende specifiek om een duurzaam gemeenschappelijk huishouden te bewijzen.

De rechter besteedde in plaats daarvan meer aandacht aan een overeenkomst uit 2019 tussen de man en zijn moeder, waarin hij instemde om 300 euro per maand te betalen voor huur en nutsvoorzieningen. De rechtbank interpreteerde dit als een huurregeling in plaats van een bijdrage aan een gezamenlijk huishouden. Er was geen bewijs dat deze betalingen consistent werden gedaan of dat de zoon op andere manieren bijdroeg aan de huishoudelijke kosten, aldus de rechter.

LEZEN  Positieve Signaleringen uit China over Handelsgesprekken met de EU

De rechtbank oordeelde dat de man niet voldeed aan de wettelijke criteria om de huur voort te zetten. Hoewel het zijn registratie in het appartement sinds mei 2021 erkende, vond het geen bewijs van een langdurig, gezamenlijk huishouden. De rechter merkte op dat het voortzetten van het wonen bij een ouder na eerder uit huis te zijn gegaan, slechts in uitzonderlijke gevallen als “duurzaam” wordt beschouwd, wat in dit geval niet aan de orde was.

De rechtbank wees ook het verzoek van de man af om eventuele overeenkomsten met Rochdale ongeldig te verklaren, en stelde vast dat er geen dergelijke overeenkomsten bestonden. De man werd bevolen het pand binnen een maand na het vonnis te verlaten, met de mogelijkheid om in beroep te gaan. Het niet naleven van de rechtbankbevel zal leiden tot handhavingsmaatregelen, waaronder mogelijke tussenkomst door deurwaarders, aldus de rechter. De subdistrictsrechtbank oordeelde ook dat de man verantwoordelijk is voor het dekken van de juridische kosten van Rochdale, ter hoogte van 408 euro.

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *