Medeverdachte in dodelijk voorval met illegaal vuurwerk kan 12 maanden gevangenisstraf krijgen
Een zaak met alleen verliezers. Dit is hoe het Openbaar Ministerie (OM) de rechtszaak beschrijft tegen een 25-jarige verdachte die wordt beschuldigd van het helpen bij de ontploffing van een Cobra, een gevaarlijk explosief, en van poging tot brandstichting in een huis aan de Steijnlaan in Den Haag. Bij dit incident kwam een 23-jarige man, een vriend van de verdachte, om het leven toen de Cobra in zijn handen explodeerde. De aanklager eist een gevangenisstraf voor de misdaad.
Op 25 januari van dit jaar werd de 25-jarige midden in de nacht door zijn vriend gebeld. Hij vroeg hem om mee te komen naar de Steijnlaan in Den Haag, waar een ex-vriend van zijn vriendin zou wonen. De verdachte zocht het adres op zijn telefoon en samen gingen ze op weg. Toen ze bij het huis aan de Steijnlaan aankwamen, gooide de 23-jarige medeverdachte benzine in de brievenbus, haalde een Cobra uit zijn zak en stak deze aan. Maar de Cobra explodeerde vrijwel onmiddellijk in zijn handen. Hij verloor beide handen en overleed later in het ziekenhuis aan de gevolgen van de explosie.
De 23-jarige werd dezelfde dag nog door de politie aangehouden. Hij vernam van de politie dat zijn vriend de explosie niet had overleefd. Negen maanden later wordt de 25-jarige verdachte beschuldigd van het aanwezig zijn bij de misdaad en vrijwillig meedoen, zoals het geven van de aansteker en het doorgeven van de benzinefles aan zijn vriend ter plaatse. “Hij was in staat om het slachtoffer te stoppen of zich in ieder geval niet zelf te laten deelnemen. Maar dat deed hij niet,” aldus een agent. Volgens de agent maakt dit hem medeplichtig aan zowel het ontsteken van de Cobra als de poging tot brandstichting van het huis.
“Het afsteken van illegaal vuurwerk is zeer gevaarlijk. Het is levensbedreigend voor de persoon die het afsteekt, de persoon die ernaast staat en, in dit geval, voor de bewoners van het huis. Het aansteken van vuur en het afsteken van zwaar illegaal vuurwerk om anderen te intimideren moet stoppen.”
Het Openbaar Ministerie eist een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ook eist het OM 240 uur taakstraf. De straf houdt rekening met het feit dat de verdachte het hele voorval voor zijn ogen heeft meegemaakt en daardoor zijn vriend heeft verloren.