EU-Hof beperkt boetes voor Nederlandse vluchtelingen die integratie-examen niet halen
De Nederlandse overheid mag in de meeste gevallen geen financiële sancties opleggen aan vluchtelingen met een verblijfsvergunning wanneer zij niet slagen voor het nationale integratie-examen. Dit is voornamelijk niet toegestaan volgens de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) die dinsdag werd gepubliceerd. De kwestie werd aan het Europese hof voorgelegd naar aanleiding van een zaak die door een Eritrese vluchteling was aangespannen tegen het Nederlandse kabinet. Het EU-hof oordeelde dat het opleggen van een boete alleen in uitzonderlijke gevallen is toegestaan, zoals wanneer iemand “aanhoudend” te weinig moeite doet om te integreren.
In dit specifieke geval slaagde de Eritrese man er niet in om alle onderdelen van de integratie-examens binnen vier jaar te behalen. Hij had een van de secties van de test niet gemaakt en had andere delen van het examen geprobeerd, maar deze niet gehaald. Hierop werd hij verplicht om de 10.000 euro terug te betalen die hij van de overheid had ontvangen voor de kosten van het integratieprogramma, en kreeg hij een boete van 500 euro.
Het is toegestaan om van vluchtelingen te eisen dat zij hun integratie-examen halen, legde de Europese rechtbank uit. Echter, hun “bijzondere kwetsbaarheid” en persoonlijke omstandigheden moeten in overweging worden genomen.
De Nederlandse integratiewetgeving veranderde in 2022. Vluchtelingen zijn niet langer verplicht om zelf te betalen voor hun integratiecursussen en examens, waardoor het afsluiten van een lening hiervoor niet meer nodig is. Desondanks kunnen zij op verschillende momenten nog steeds boetes ontvangen.
Vluchtelingen met een verblijfsvergunning die hun integratieproces voor 2022 zijn gestart, vallen nog steeds onder de voorwaarden van de oude wet. De uitspraak van het Europese hof kan gevolgen hebben voor mensen in deze groep die, net als de Eritrese man in deze zaak, zijn beboet of verplicht zijn om een lening terug te betalen.
De Raad van State zal nu de uitspraak van het HvJ-EU overwegen. De hoogste bestuursrechter in Nederland zal later een eigen verklaring uitgeven over het vonnis en de gevolgen voor het binnenlands beleid. “De antwoorden van het Hof van Justitie zijn daarom ook belangrijk [in verband met] de nieuwe wet,” schreef de Raad van State eerder over deze kwestie.