De invloed van de tijd tussen het einde van de Tweede Wereldoorlog en de rechtszaak tegen Nederlandse nazi’s op de lengte van de straffen

De latere straf voor samenwerkers met de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog was vaak lichter naarmate de veroordeling langer op zich liet wachten. Edwin Klijn, die de digitalisering van het Centraal Archief voor Bijzondere Rechtspleging (CABR) leidt, stelt dat mensen na de oorlog snel vooruit wilden, zodat ze weer verder konden met hun leven.

Klijn denkt ook dat de burgemeester van Lichtenvoorde, Theodorus Anthonie Lamers, lid van de Nederlandse Nazi-partij Nationaal Socialistische Beweging (NSB), die naar verluidt verantwoordelijk was voor de dood van tientallen Joden, een lagere straf heeft gekregen omdat het vonnis in 1950 werd uitgesproken. Lamers werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, minus de tijd die hij al had uitgezeten tussen 1 april 1945 en 22 juli 1949. Dit vonnis en andere documenten over Lamers maken deel uit van het CABR.

Op donderdag werd een lijst van namen gepubliceerd met alle inmiddels overleden verdachten die in dit oorlogarchief voorkomen. In maart 1943 kwam er een kaart in handen van de Duitse Sicherheitsdienst (SD) met daarop alle Joden die zich verstopt hielden in Eibergen. Diverse getuigenissen in het CABR geven aan dat de kaart afkomstig was van Lamers, die deze beschuldiging tijdens zijn leven ontkende.

In eerste instantie werd een inval voorkomen omdat de Nederlandse politie de mensen in gevaar naar veiligheid bracht in een afgelegen schuilplek. In een getuigenis van een ambtenaar, die wist dat de mensen in gevaar waren gewaarschuwd, stond: “Zodra ik hoorde dat de bedoeling was om de adressen op de tekening waar de Joden verborgen waren, af te maken, ademde ik wat vrijer.”

LEZEN  Veel verhuurders houden zich niet aan de huurregels

Maar twee dagen later was de SD ook op de hoogte van de nieuwe schuilplaats. Volgens getuigen speelde Lamers opnieuw een significante rol hierin. De 22 Joden die werden gearresteerd, zijn nooit teruggekeerd. Een gerechtelijk document stelde dat Lamers ook twee verzetsleden had verraden die betrokken waren bij het stelen van 276 identiteitskaarten voor onderduikers. Hij bracht hen zelf naar de SD.

In een speciaal politieverslag werd Lamers beschreven als een “fanatieke burgemeester die voor niets terugdeinsde” als het ten goede kwam van de bezettende machten. Een arts oordeelde dat Lamers niet in staat was om “zich te wijden aan idealen die buiten zijn persoonlijke belangen vielen.”

De bijzondere rechtbank in Arnhem liet Lamers op 22 juli 1949 vrij. Zijn vrouw had dit aangevraagd, voor het welzijn van hun acht kinderen. Op 3 maart 1950 werd Lamers veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, minus de tijd die hij al had uitgezeten, waardoor hij nog minder dan een jaar gevangenisstraf te gaan had.

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *