Auto- en voertuigprijzen in Europa: Wat zijn de kosten in jouw land?
Autoprijzen in Europa
Van budgetvriendelijke fietsen tot dure auto’s, Euronews Business kijkt dichterbij hoe de prijsniveaus van persoonlijke vervoermiddelen variëren in Europa, en onthult de duurste en goedkoopste landen.
Het vergelijken van autoprijzen in Europa is een complexe uitdaging. Focussen op één of enkele specifieke modellen lijkt een redelijke benadering, maar kan misleidend zijn. Dergelijke vergelijkingen vangen de bredere marktsituatie binnen elk land niet, aangezien automerken verschillende prijs- en marketingstrategieën volgen. Ook de prijzen van tweedehandsauto’s variëren sterk in Europa, wat directe vergelijkingen verder bemoeilijkt.
De prijsindex voor ‘persoonlijke vervoermiddelen’, gepubliceerd door Eurostat, is een manier om de verschillen tussen landen te bekijken. De gegevens omvatten motorvoertuigen, motorfietsen en fietsen, terwijl onderhoud, reparaties, vervangingsonderdelen en brandstof zijn uitgesloten. Voor motorvoertuigen omvat de data zowel nieuwe als gebruikte voertuigen. De index gebruikt €100 als het EU-gemiddelde, wat laat zien hoe prijzen van dat referentieniveau in verschillende landen afwijken.
Het duurste land
Turkije is met afstand het duurste land voor auto’s en andere persoonlijke voertuigen onder de 36 Europese landen. De prijzen liggen 36,4% hoger dan het EU-gemiddelde, wat betekent dat een voertuig dat €100 kost in de EU, €136,40 zou kosten in Turkije. Hoewel het nog steeds bovenaan de lijst staat, zijn de prijzen in feite iets gedaald, aangezien dit cijfer €147,10 was in 2021. Denemarken is het duurste land binnen de EU, met kosten die 19,1% hoger zijn dan het EU-gemiddelde. “De directe belasting op auto’s (BTW + aankoopgerelateerde belastingen en heffingen specifiek voor auto’s) verschilt enorm binnen de EU. Denemarken is een hoge belastinguitzondering, wat de hoge prijsindex voor Denemarken verklaart,” aldus Georg Strasser, onderzoeker bij de Europese Centrale Bank (ECB).
In alle 36 landen zijn IJsland (18,1%), Nederland (14,3%), Ierland (10,3%) en Zwitserland (10,2%) andere landen waar de prijzen van auto’s en persoonlijke voertuigen minstens 10% hoger zijn dan het EU-gemiddelde.
Noord-Macedonië en Slowakije zijn de goedkoopste
De goedkoopste landen voor persoonlijke vervoermiddelen zijn Noord-Macedonië en Slowakije. Wanneer het EU-gemiddelde op €100 wordt gesteld, kosten dezelfde items €87,70 in Noord-Macedonië en €88,60 in Slowakije. Dit betekent dat auto’s en andere persoonlijke voertuigen respectievelijk 12,3% en 11,4% goedkoper zijn.
Slovenië (8,7%), Cyprus (8,6%), Tsjechië (8,4%), Noorwegen (8,3%), Letland (7,5%), evenals Montenegro en Polen (beiden 7,2%), zijn andere relatief goedkopere landen waar de prijzen van auto’s en persoonlijke voertuigen minstens 7% lager zijn dan het EU-gemiddelde.
Spanje is de goedkoopste onder de ‘Grote Vier’ van de EU
Onder de vier grootste economieën van de EU is Spanje het goedkoopste land voor auto’s en persoonlijke voertuigen, met prijzen die 3,8% lager zijn dan het EU-gemiddelde. Duitsland is de enige die boven het EU-gemiddelde ligt, maar slechts met 0,4%. Frankrijk en Italië liggen zeer dicht bij het gemiddelde, met prijzen die respectievelijk 0,2% en 0,3% goedkoper zijn.
“Binnen de EU vermoed ik dat belasting en prijsstelling op de markt de twee belangrijkste factoren zijn achter de prijsverschillen tussen landen. Buiten de EU kunnen ook regelgevende verschillen relevant zijn,” voegde Strasser eraan toe.
Prijsstelling op de markt
Georg Strasser benadrukte dat de verschillen in consumentenvoorkeuren tussen landen, zoals voor bepaalde merken, specifieke eigenschappen, algemene welvaart en bereidheid om te betalen, een prikkel creëren voor fabrikanten om de prijzen tussen markten te differentiëren. “Dit werkt alleen als arbitrage, dat wil zeggen de grensoverschrijdende verkoop van auto’s, beperkt is,” voegde hij eraan toe.
Zijn paper met Eyal Dvir, principal bij het Boston-gevestigde adviesbureau Charles River Associates, toont aan dat autofabrikanten prijzen op de markt stellen, waarbij landen als aparte marketingregio’s worden behandeld, zelfs binnen de EU. “Het is in wezen de moeite waard om een auto in het buitenland (of van een importeur of re-importeur) te kopen en de mogelijke kleine verschillen in modelkenmerken te accepteren, die dergelijke prijsverschillen zelfs binnen de EU in stand houden,” zei hij.
Dit stelt ook in staat om prijzen af te stemmen op verschillen tussen landen in merkvoorkeur, inkomensniveaus, enzovoort.
Krachtbronnen: Beleidsmaatregelen van landen zijn van belang
Strasser merkte op dat het belastingeffect voor de meeste landen subtieler is, vooral als de belastingcode verschilt op basis van de kenmerken van de auto. Hij wees er ook op dat in elk land bepaalde automodellen relatief duurder zijn, terwijl andere relatief goedkoper zijn in vergelijking met het EU-gemiddelde. “[Dit] stimuleert consumenten om relatief meer van het goedkopere model aan te schaffen,” zei hij.
Als voorbeeld van de belasting op elektrische auto’s verwees hij naar de complexiteit van het vergelijken van prijzen en de Eurostat-index: “Een land dat conventionele auto’s hoog belast, maar tegelijkertijd elektrische auto’s vrijstelt van belasting, kan gemiddeld gezien eruitzien als een ‘duur’ land, aangezien de prijsindex het uitgavenpercentage gemiddeld over alle deelnemende landen gebruikt.”
Hoewel het de cijfers van 2022 weerspiegelt, zijn de gegevens van de OESO over ‘autoprijzen voor belasting en na alle belastingen’ nuttig voor het begrijpen van de impact van belastingen. Echter, het BTW-tarief alleen verklaart niet waarom autoprijzen zo significant variëren voor en na belasting in Europa. Ook andere belastingen, heffingen en bonus-malussystemen zijn verantwoordelijk voor deze verschillen.
